Publicaties
|
|
De eerste BLOG van Claudia Blankenstijn op De Kennis-Blogs: initiatief van het Kenniscentrum van Kinder- en Jeugdpsychiatrie.
Nieuwsbrief #6 is online. Klik de link aan om deze te bekijken, wil je de nieuwsbrief per mail ontvangen, stuur een mail naar info@claudiablankenstijn.nl.
Klik hier voor:
Nieuwsbrief #5
Nieuwsbrief #4
nieuwsbrief #3
nieuwsbrief #2
nieuwsbrief #1
Eerste nieuwsbrief European Narritive Therapy and Community Work network
Verhalenbootje
Een jongetje met ASS en een taalstoornis wilde zelf de vorm van zijn verhaal veranderen;
hij wilde namelijk graag een verhalenbootje maken!
Nou dat is natuurlijk prima; als hij maar vertelt!
Hij vertelde op het “stripje” dat te zien is, van rechts naar links een voor veel kinderen herkenbare gebeurtenis van alledag:
1. Hij nam afscheid van school door te zwaaien. Hij vertelde er ook nog bij dat hij dan “doei” zei en “doei” terug te horen kreeg.
2. Vervolgens stapte hij in het taxibusje, waar hij meestal op dezelfde plek zit om zo naar huis te worden gereden.
3. Bij zijn huis aangekomen, stopte het taxibusje vrijwel pal voor zijn deur, en parkeerde daar. Voor- of achterlangs liep dit jongetje
dan naar huis, en vervolgens deed hij zelf de voordeur open.
Hij vertelde dit gedeelte van het verhaal, dat aan de andere kant nog verder ging…(dit is niet te zien). Dit is hoe het verhaal verder ging:
4. hij was op de bank gaan zitten met de iPad,
5. en hij was daarna door zijn moeder voor het eerst alleen op de tram gezet, op weg naar zijn tekenjuf.
6. Die kwam hem van de tram ophalen, en samen liepen zij naar haar huis.
Hij kan ook zijn gevoelens uiten op navraag; zo vond hij het spannend om zelf met de tram te gaan, maar hij was ook heel blij ervan, en trots op zichzelf.
Dit verhaal vertelde dit kind met plezier, en in enkelvoudige, grammaticale uitingen, die elkaar logisch opvolgde.
Volgens zijn moeder is hij meer gaan vertellen, en is hij vertellen normaal gaan vinden. Dit is heel prettig, want hij kan ook meteen vertellen aan
zijn moeder als er iets niet goed is gegaan. Zo werd hij om een boodschap gestuurd. Op het lijstje stond “brood.” Bij het brood aangekomen, wist hij niet hoeveel brood hij kopen moest.
Hij wilde toen zijn moeder opbellen, maar wist niet hoe haar telefoon werkte, die hij van haar - voor deze speciale gelegenheid - even had mogen lenen.
Thuis gekomen, vertelde hij haar dit meteen, zodat zij samen konden oefenen met mobiel bellen…..
Als een kind thuis verstaanbaar, begrijpelijk en op een aanvaardbare wijze kan vertellen over huis-tuin-en-keuken-calamiteiten, dan is een groot doel van de Narratieve Taal-Teken-Therapie bereikt.
Kinderen denken en praten graag over zichzelf
Kinderen vinden het fijn om over zichzelf na te denken en hierover met anderen te praten. Dit blijkt bij het uitvoeren van de Narratieve Taal-Teken-Therapie maar al te vaak: kinderen zitten een uur lang op hun stoel en vertellen, zonder dat de taaltherapeut of de ouder het kind hoeft te motiveren. Als ze eenmaal door hebben dat ze alles mogen vertellen, dan vinden ze dat meestal heel fijn. Vooral omdat dit tot dan toe in hun leventje vaak niet lukte. Hun eigen ouders, juffen, meesters, broertjes, zusjes, vriendjes, vriendinnetjes, opa’s en opa;s haakten nota bene af….Dit kwam omdat dat wat het kind zei vaak onverstaanbaarheid, onbegrijpelijkheid en/of onaanvaardbaar was. Als het kind dan eindelijk mag vertellen in haar of zijn eigen tempo en meer dan een luisterend oor vindt, dan raakt het kind enthousiast en bedreven. Ze zien er gelukkig, alert en actief uit, en hebben het naar hun zin.
Dat kinderen en volwassenen graag over zichzelf nadenken, dus over hun eigen binnenwereld, en dat zij graag hierover aan anderen vertellen, dat is al langer bekend. Zij doen dit liever dan nadenken over de binnenwereld van een ander. Zij vertellen ook liever dat wat zij zelf weten en vinden, dan dat zij al deze kennis voor zich houden. Onlangs is dit gemeten in het brein in een MRI-scan: het beloningssysteem van het brein vertoonde dan meer activiteit. De auteurs van dit artikel beweren op basis van dit onderzoek dat het geven van informatie over onze persoonlijke ervaringen – zoals in de Narratieve Taal-Teken-Therapie voorop staat – intrinsiek een positief gevoel oplevert van het zichzelf ontsluiten. Verder beginnen zij hun artikel met de mededeling dat mensen 30 – 40% van alle spraak output enkel en alleen besteden aan het informeren van anderen over hun eigen subjectieve belevenissen (=persoonlijke narratief). Het zou dus ook interessant zijn in wetenschappelijk onderzoek naar de ontwikkeling van personal narratives hoe zich normaal ontwikkelende kinderen dit doen ten opzichte van kinderen met een taalstoornis en kinderen met een taal- en een psychiatrische stoornis. Voor alle taaltherapeuten, therapeuten en ouders is het fijn om te kijken in hoeverre zij zelf hun eigen persoonlijke verhaal vroeger als kind kwijt konden………..en hoe dat nu is! En hoe zij dat nu doen met hun eigen kinderen.…en kleinkinderen…en de kinderen in therapie….
D. I. Tamir & J.P. Mitchell (2012) Disclosing information about the self is intrinsically rewarding, In: Proceedings of the National Academy of Sciences
Humans devote 30–40% of speech output solely to informing others of their own subjective experiences. What drives this propensity for disclosure? Here, we test recent theories that individuals place high subjective value on opportunities to communicate their thoughts and feelings to others and that doing so engages neural and cognitive mechanisms associated with reward. Five studies provided support for this hypothesis. Self-disclosure was strongly associated with increased activation in brain regions that form the mesolimbic dopamine system, including the nucleus accumbens and ventral tegmental area. Moreover, individuals were willing to forgo money to disclose about the self. Two additional studies demonstrated that these effects stemmed from the independent value that individuals placed on self-referential thought and on simply sharing information with others.
Together, these findings suggest that the human tendency to convey information about personal experience may arise from the intrinsic value associated with self-disclosure.
Te vroeg geboren kinderen hebben in de schoolleeftijd steeds meer moeite met het leren van complexere taalvaardigheden
Nieuwsbericht nader bekeken door Dr. Claudia Blankenstijn
In het onderstaande wetenschappelijke artikel worden 14 verschillende onderzoeken onder de loep gehouden en onderling vergeleken. Bij die onderzoeken stond het testen van de taalvaardigheden van kinderen die te vroeg zijn geboren centraal. Uit dit overzichtsartikel blijkt dat deze kinderen in de schoolleeftijd steeds meer moeite krijgen met het leren van complexe taalvaardigheden. Dat komt niet alleen doordat deze taaltaken die van 3 tot 12 jaar toenemen in talige complexiteit meer en meer afhankelijk worden van morfosyntactische (vorm van de taal) en semantische (inhoud van de taal) kennis van het kind. Naar mijn inzien vergeten deze auteurs natuurlijk de kennis van de pragmatiek (het gebruik van de taal) van het kind. Dat komt ook doordart de taalkennis en taalvaardigheden over de taalvorm, de taalinhoud en het taalgebruik steeds meer en meer onderling geintegreerd dienen te worden door het kind, en dit doet in toenemende mate een beroep op het werkgeheugen. Ik zou zelf zeggen op het auditief-visuele korte en lange termijn geheugen.
Premature kinderen hebben vaak last van early brain damage, zo zeggen deze auteurs. Ik moet dan denken aan een tijdelijke fase van onvoldoende zuurstof, onvoldoende chemische, elektrische, en vloeibare voedingsstoffen en/of activiteit in de corticale hersengebieden, waar complexe cognitieve en talige informatieverwerkingsprocessen plaats vinden. De auteurs pleiten voor extra taalonderzoek en taalbegeleiding van deze kinderen, zodat ook zij betere kansen hebben op goede school- en/of leerprestaties en op een kwalitetief fijne sociale interactie met leeftijdgenootjes en familieleden, helemaal naar mijn hart. Extra fonologische training voor premature kinderen vinden de auteurs erg belangrijk zodat hun taal verstaanbaar wordt voor anderen.
I.L. van Noort-van der Spek, M.J.P. Franken en N. Weisglas-Kuperus (2012) Language Functions in Preterm-Born Children: A Systematic Review and Meta-analysis, In: Pediatrics, Official Journal of the American Academy of Pediatrics, pag. 745 – 754.
Abstract
BACKGROUND AND OBJECTIVE: Preterm-born children (<37 weeks’ gestation) have higher rates of language function problems compared with term-born children. It is unknown whether these problems decrease, deteriorate, or remain stable over time. The goal of this research was to determine the developmental course of language functions in preterm-born children from 3 to 12 years of age.
METHODS: Computerized databases Embase, PubMed, Web of Knowledge, and PsycInfo were searched for studies published between January 1995 and March 2011 reporting language functions in preterm-born children. Outcome measures were simple language function assessed by using the Peabody Picture Vocabulary Test and complex language function assessed by using the Clinical Evaluation of Language Fundamentals. Pooled effect sizes (in terms of Cohen’s d) and 95% confidence intervals (CI) for simple and complex language functions were calculated by using random-effects models. Meta-regression was conducted with mean difference of effect size as the outcome variable and assessment age as the explanatory variable.
RESULTS: Preterm-born children scored significantly lower compared with term-born children on simple (d = –0.45 [95% CI: –0.59 to –0.30]; P < .001) and on complex (d = –0.62 [95% CI: –0.82 to –0.43]; P < .001) language function tests, even in the absence of major disabilities and independent of social economic status. For complex language function (but not for simple language function), group differences between preterm- and term-born children increased significantly from 3 to 12 years of age (slope = –0.05; P = .03).
CONCLUSIONS: While growing up, preterm-born children have increasing difficulties with complex language function.
Oorzaak Coffin-Siris Syndroom achterhaald
GenenOnderzoekers van Klinische Genetica hebben de oorzaak van het Coffin-Siris syndroom ontdekt. De onderzoeksgroep van prof.
Martijn Breuning (LUMC) publiceert de resultaten in een artikel in Nature Genetics (19 maart 2012). De zeer zeldzame erfelijke aandoening CSS gaat gepaard met een ernstige verstandelijke beperking en spraakachterstand. De onderzoekers vonden bij drie
patiënten nieuwe mutaties in het ARID1B-gen. Dat gen is betrokken bij de regulatie van de activiteit van andere genen.
Mogelijk ligt ook de oorzaak van andere aandoeningen met verstandelijke beperking en spraakachterstand in dit gen.
Dr. Claudia Blankenstijn:
wetenschappelijke pilot-study: meer dan de moeite van het lezen waard
Mildred Falkonet (2011) Do six year old children benefit from having spoken text and illustrations for story comprehension during shared reading of picture storybooks?
Masterscriptie Studierichting Psychologie Faculteit Sociale Wetenschappen - Universiteit Leiden mei 2011
Conclusion:
The preliminary results of the effect of story on story comprehension might confirm results from other research that the possibility of interrelating text and illustration is important for processing spoken text and illustration during shared reading of picture storybooks and therefore to benefit from shared reading in order to develop literacy….
Claudia Blakenstijn: en narratieve vaardigheden?
Voor kinderen met een taalstoornis - al dan niet met een psychiatrische stoornis - is het het allerfijnste als de visuele en auditieve informatie zo veel mogelijk één-op- één wordt aangeboden door de ouders en/of verzorgers van het kind bij het voorlezen van plaatjesverhalen.
Hoe leren kinderen taal tussen 0;0 - 1;0 jaar?
- Door een woord los te leren horen, los van alle andere woorden
- Door van een specifiek woord onbewust te analyseren in welke omgeving van andere woorden het staat
wordt vervolgens het soort woord duidelijk: of het is (1) een "mens", "dier" of "ding""(object/ zelfstandig naamwoord)
of het is (2) een actie (handeling/werkwoord)
Als kleine baby die gesproken taal leert, moet je dus goed kunnen spraakverstaan in ruis om uit al het lawaai eerst de spraakgeluiden te filteren om vervolgens 1 woord te filteren uit een hele zin van woorden.
Als je als kleine baby echter last hebt van oorontstekkingen, keelpijn, verkoudheden, oorpijn, vocht achter het trommelvlies of andere mogelijke zaken die kunnen leiden tot een vorm van slechthorendheid,
dan kun je als baby dus het bovenstaande niet of niet goed vanwege aan auditieve verwerkingsstoornis. De baby mist dan het ontwikkelen van idee over wat een woordbegin en een woordeinde is, en de baby
hoort de woordenstroom in een soort brij van woorden, net als wanneer wij later voor het eerst een luistertoets krijgen in een vreemde taal, en wij slechts afentoe een woordje eruit kunnen pikken half.
Deze woordenstroom doen wij ook wel na een soort grappige imitatie van een taal, althans ik doe dat thuis weleens met mijn kinderen: dan praten we nep-deens, bijvoorbeeld!
Interactions between statistical and semantic information in infant language development
Lany1, J. and Saffran2, J. R. (2011), Interactions between statistical and semantic information in infant language development. Developmental Science, 14: 1207-1219. doi: 10.1111/j.1467-7687.2011.01073.x
1 Department of Psychology, University of Notre Dame, USA
2 Department of Psychology and Waisman Center, University of Wisconsin-Madison, USA
*Correspondence: Jill Lany, Department of Psychology, Haggar Hall, Notre Dame, IN 46556, USA; e-mail: jlany@nd.edu
Infants can use statistical regularities to form rudimentary word categories (e.g. noun, verb), and to learn the meanings common to words from those categories.
Using an artificial language methodology, we probed the mechanisms by which two types of statistical cues (distributional and phonological regularities) affect word learning.
Because linking distributional cues vs. phonological information to semantics make different computational demands on learners, we also tested whether their use is related to language proficiency.
We found that 22-month-old infants with smaller vocabularies generalized using phonological cues; however, infants with larger vocabularies showed the opposite pattern of results,
generalizing based on distributional cues. These findings suggest that both phonological and distributional cues marking word categories promote early word learning.
Moreover, while correlations between these cues are important to forming word categories, we found infants' weighting of these cues in subsequent word-learning tasks changes over the course of early language development.
Leren van taal start direct na geboorte
13 december 2011, BRON NU.NL
BAARN - Baby's leren taal en grammatica al vanaf het moment dat zij geboren worden. Dat blijkt uit Amerikaans onderzoek.
Onderzoekers van de University of Notre Dame kwamen tot de conclusie dat kinderen in hun eerste levensjaar al intensief naar taal luisteren en woordpatronen deconstrueren.
Volgens onderzoeker Jill Lany is dit de basis van het daadwerkelijke leren van woorden, dat rond de 17 maanden begint.
Aanwijzingen
"Baby's zoeken continu naar aanwijzingen voor taal in de context en het geluid.", aldus Lany. "Er zijn een aantal verassende aanwijzingen in de geluidstroom, waardoor baby's in staat zijn om de betekenis van woorden te leren. Ze kunnen verschillende soorten woorden onderscheiden zoals zelfstandig naamwoorden en werkwoorden."
Lany stelt dat kinderen van een jaar oud gokken waar een woord mee in verband staat of naar wijst. Het zinnetje 'Het is een' wordt altijd uitgesproken voor een zelfstandig naamwoord. Baby's kennen het woord niet, maar kunnen wel gokken dat het een object is. Hetzelfde geldt voor 'Ik ben aan het', hierop zal een werkwoord of actie volgen.
Leren
Deze patronen gebruiken baby's als aanwijzingen voor de nieuwe woorden die zij leren. Rond de 15 maanden zijn ze ook in staat om niet aangrenzende relaties en complexere grammaticale structuren te onderscheiden. "We denken vaak dat grammatica pas ontstaat na het leren van woorden.", vertelt Lany. "Maar dit onderzoek laat zien dat de informatie die kinderen oppikken in hun eerste levensjaar een hele grote rol speelt bij het ontwikkelen van taal."
‘Lekker in je vel’ Wageningen november 2011
Hoe kom je als kind lekker in je vel te zitten: door persoonlijke verhalen te vertellen over wat je zelf hebt meegemaakt, door te vertellen over je belevenissen van alledag, door te vertellen wat je daarbij voelde, dacht en te zeggen wat je graag had gewild, zou willen etc.
In november 2011 was dit een thema dat werd besproken in groep 6 en 7 van de bovenbouw van een basisschool “de Nijenoord” in Wageningen.
Via de inmiddels klassieke theorie over verhaalopbouw van Labov & Waletsky (1967) werd aan de kinderen uitgelegd hoe verhalen zijn opgebouwd (zie witte tekst in schema hieronder). Een verhalenverteller kan niet alleen vertellen over het waarnemen van gebeurtenissen in de buitenwereld, maar kan ook vertellen over gevoelens, gedachten en wensen die ontstaan in zijn of haar binnenwereld naar aanleiding van de waarnemingen in de buitenwereld. Dit kan een verteller ook verwoorden (zie gele tekst in schema hieronder; toegevoegd door C. Blankenstijn)
Verhaalopbouw persoonlijke narratie (personal narrative) |
©Blankenstijn 2011 |
Begin |
Er was eens……….. Moet je horen…….. Zal ik eens wat vertellen… Luister………
|
Plaats |
Op het schoolplein In de klas….etc.
|
Tijd |
Gisteren In de vakantie…etc.
|
Hoofdpersonen |
Ik…………… En andere gezinsleden, familieleden, vriendjes, personen of dieren… |
Gebeurtenissen |
Actieve gebeurtenissen die veranderingen expliciteren |
Probleem/hoogtepunt |
Een probleem, een ongelukje, een pechje, een groot plezier, een extreme gebeurtenis, een grappige gebeurtenis |
Gevoelens |
Ik voel/ voelde mij blij, Ik voel/ voelde mij boos, bang en/of verdrietig Ik voel/ voelde |
Gedachte |
k denk/dacht ……… |
Wens |
Ik wil/ wilde ……… |
Oplossing/ afloop |
Maar toen…… |
Moraal van het verhaal |
Bijvoorbeeld: heb geduld, dan komt alles weer goed |
Ook werden kinderen uitgenodigd om voor de klas een persoonlijk verhaal (personal narrative) te vertellen, terwijl dit tegelijkertijd op het digibord werd getekend. Vervolgens werd klassikaal besproken of alle verhaalonderdelen wel in het verhaal zaten.
Er was een jongetje Rik dat direct meldde “ik heb het syndroom van Asperger”, een stoornis op het Autisme Spectrum, waarbij de taalvorm meestal in orde is, de taalinhoud vaak beter is ontwikkeld dan bij leeftijdsgenootjes, maar het taalgebruik vaak afwijkend is. Zo praten kinderen met het syndroom van Asperger vaak te pas en te onpas over dat wat voor hen belangrijk is, ongeacht de behoefte aan die informatie door de omgeving. Hij wilde graag over zichzelf vertellen voor de klas. Toen hij de vertelbeurt kreeg, stelde hij zichzelf voor met al zijn eigenschappen, maar maakte aanvankelijk nog geen verhaal, dat ging over persoonlijke gebeurtenissen, hoewel het een hoop uitingen achter elkaar waren en dus voor niets wetende leken dan al snel “een verhaal” lijkt! Toen iedereen dat inzag, vertelde hij naar aanleiding van gerichte vragen gesteld door de luisteraars alsnog een aardig verhaal over een familie-uitje.
Een meisje Joyce vertelde vervolgens hoe zij voor het eerst die avond daarvoor met haar moeder naar een popconcert was geweest. Het eerste stukje van het verhaal tot en met een paar gebeurtenissen kwam er uit, maar pas na enig doorvragen vertelde zij dat de beroemde zangeres maar niet was komen opdagen, en dat zij vreselijk had moeten huilen, omdat zij had gedacht dat het hele concert niet door zou gaan. Na een uur kwam de diva toch opdagen, en de show begon! Joyce vertelde dat zij en haar moeder toen heel erg gelukkig en blij werden. De klas leefde erg mee met deze gevoelens. Ook bij een ander meisje Anita, dat vertelde dat zij autopech had gehad in de grote vakantie voor de tweede achtereenvolgende keer…..
Alle kinderen vertelden eigenlijk een incompleet verhaal, en nadat het vertelde verhaal was gecompleteerd aan de hand van vragen volgens bovenstaand schema, werd aan de klas uitgelegd, dat de kinderen in de klas ‘de vragers’ waren, en de verteller ‘de verteller’. De vragers werd voorgedaan hoe een vrager de verteller kan ondersteunen om zijn verhaal volledig en af te maken. Daarnaast werd de verteller ook uitgenodigd om zijn innerlijke belevingswereld te verwoorden door middel van gerichte vragen.
Een klein jongetje Jasper wilde na afloop per se zijn verhaal nog kwijt, terwijl de verhaal-les eigenlijk al was afgelopen; hij begon met het vertellen van het probleem/ hoogtepunt in zijn persoonlijke narratie: hij had ooit een blauw oog opgelopen. De klas begreep heel goed dat dit verhaal incompleet was, en al vragenderwijs werd het hele verhaal duidelijk:
Verhaal van Jasper |
©Blankenstijn 2011 |
Begin |
Ik wil ook een verhaal vertellen! |
Plaats |
Op het schoolplein van de naschoolse opvang
|
Tijd |
Toen ik nog zes was |
Hoofdpersonen |
Ik was met Daan, Michiel en Koen bevrijdingstikkertje |
Gebeurtenissen |
Ineens kreeg ik een arm van Daan in mijn oog
|
Probleem/hoogtepunt |
Ik moest huilen. Want het deed heel erg pijn |
Gevoelens |
De juf kwam er meteen aan Ik kreeg er een ijsklontje op Het landentikkertje spel is later verboden Er gebeurde veel te veel ongelukjes mee |
Oplossing/ afloop |
Als iets niet goed is, moet je het niet meer doen |
Moraal van het verhaal |
Bijvoorbeeld: heb geduld, dan komt alles weer goed |
Bij het nabespreken leek het erop alsof dit jongetje Jasper dit verhaal nog nooit had verteld, want hij kreeg uit de klas heel veel bijval van de vriendjes die er toen ook bij waren geweest. Daarna was hij rustig en vervuld. Eindelijk had hij deze voor hem zo belangrijke gebeurtenis kunnen vertellen; zij waren vooral ook onder de indruk over het feit dat na dit incident het spel verboden werd. Na dit incident werd de werkelijkheid anders…..
Naar aanleiding van dit project, was de vraag hoe de taalvaardigheid “het vertellen van persoonlijke verhalen” eigenlijk in het schooltaalcurriculum van alle basisscholen is opgenomen. En de vraag kwam naar voren: is het eigenlijk wel opgenomen? Elke zichzelf respecterende school doet aan het kringgesprek. Maar weten leerkrachten dan ook hoe zij kinderen precies verbaal en communicatief kunnen ondersteunen om hun narratieve vaardigheden te optimaliseren? Het vertellen van een persoonlijk narratief zou in het taalontwikkelingsproces eigenlijk het beste geoefend kunnen worden en beheerst moeten worden voordat kinderen een spreekbeurt of boekbespreking gaan houden. Het zou daarop namelijk een goede voorbereiding zijn.
Literatuur
Labov & Waletsky (1967) narrative analysis: oral versions of personal experience. In: Essays on the verbal and visual arts. Seattle: University of Washington Press
Narratieve Taal-Teken-Therapie (NTTT) voor kinderen en jeugdigen met ASS en hun ouders.
(NVA MEE Delft 26 oktober 2011)
Dr. Claudia Blankenstijn
Na een korte inleiding over al het prachtigs dat de NVA doet, zaten wij met zijn allen in een gezellige zaal van MEE Delft. En de eerste stelling werd direct besproken:
Alle kinderen met een Autisme Spectrum Stoornis (ASS) hebben een taal- en communicatiestoornis, en daardoor grote problemen met het spelen met andere leeftijdsgenootjes en soms ook met het leren van schoolse vakken
Uitgelegd is dat één van de symptomen van ASS de taal- en communicatiestoornis is, zoals beschreven in de DSM-IV-TR.
Taalhulp voor kinderen met ASS
Vaak krijgen kinderen met ASS geen taalhulp, terwijl dat broodnodig is. Taal- en verbale communicatie zijn immers onontbeerlijk voor het aangaan en onderhouden van sociale contacten, en onontbeerlijk voor het oppikken van alle verbale instrukties in de klas voor het leren van schoolse vakken. Talige communicatie met de eigen ouders of verzorgers over de eigen levenservaringen van het kind met ASS zijn echter het meest onontbeerlijk voor het kunnen verteren, verkroppen, verwerken, herkauwen, dealen, aanvaarden van dit voor ieder zo unieke en eenmalige leven, en om er samen om te kunnen lachen, huilen en vooral om zich samen erover te kunnen verwonderen.
Narratieve Taal-Teken-Therapie
De Narratieve Taal-Teken-Therapie is door de auteur ontworpen op Curium-LUMC (Oegstgeest) en Transparant (Leiden), waar zij werkt als Klinisch Linguïst, na eerst haar promotieonderzoek te hebben afgerond, als specialist in taalontwikkeling en taalontwikkelingsstoornissen, en dan met name bij kinderen met uiteenlopende psychiatrische stoornissen, zoals een Autisme Spectrum Stoornis. Naast mogelijk medicatie en ander vormen van psychotherapie, krijgen kinderen met hun ouders de mogelijkheid om de Narratieve Taal-Teken-Therapie te volgen. Met verbluffend goeie taalresultaten. Veel kinderen en hun ouders kunnen in een half jaar tijd een enorme NARRATIEVE inhaalslag maken. Zo komt een kind met ASS talig beter beslagen ten ijs.
Een verhaal
De lezing ging verder met een verhaal/ een narratie met mooie plaatjes van Internet als voorbeeld van de Narratieve Taal-Teken-Therapie: na een half jaar oefenen met een jongetje van 9;0 jaar met PDD-NOS kon hij samen met zijn moeder en met mij vertellen hoe het voor hem was om zijn hond te moeten laten inslapen bij de dierenarts.
Naar aanleiding van dit voorbeeld zijn de regels voor taal, voor communicatie en een heel klein beetje de regels voor contact uitgelegd.
Regels voor taal |
communicatie |
contact |
Spreek verstaanbaar |
Wees helder |
Wees coöoperatief Vragers/Vertellers |
Spreek helder (vorm/inhoud) |
Wees eerlijk |
Neem ruimte |
Vorm maak complete uitingen maak correcte uitingen |
Wees informatief |
Neem tijd |
Inhoud Kies juiste woord(en) en woordcombinaties |
Wees relevant |
Respecteer perspectief |
© Blankenstijn 2011
De plaatjes zijn getekend door de auteur, en ingekleurd door Masha Blokker (PR-medewerker Curium-LUMC). Dit jongetje met PDD-NOS wilde zelf niet tekenen. Het volgende is toen naar aanleiding van dit verhaal ook besproken:
Het ontwikkelen van narratieven/verhalen over eigen ervaringen
de taal, de communicatie en het contact van het kind met ASS en zijn omgeving, waaronder de ouders/verzorgers, kan op heel veel verschillende (taal)lagen bekeken worden
de taal- en communicatiestoornis van kinderen met ASS kan “gemeten” worden, gedeeltelijk met behulp van een genormeerde en gestandaardiseerde meetinstrumenten, zoals een vragenlijst, een taaltest, en een spontane verhaal-analyse-methode.
Het schenden van de taalvaardigheid op het laagje van de taalvorm, de taalinhoud, en het taalgebuik (= communicatie) heeft een negatieve invloed op het (verbale) contact tussen het kind met ASS en zijn omgeving
het ontwikkelen van veel verschillende taalvaardigheden voor de taalvorm, de taalinhoud en het taalgebruik leveren uiteindelijk vanaf een jaar of vier de mogelijkheid om te gaan vertellen over eigen ervaringen. Vanaf vier jaar begint de narratieve ontwikkeling.
elk verhaal kent een standaard verhaallijn. Deze inhoudeluijke verhaalstructuur gaan kinderen in de loop van de tijd leren toepassen. In het begin van de therapie vertellen kinderen met ASS bijvoorbeeld vaak alleen over een beginsituatie. Zij schetsen een situatie; dit lijkt een verhaal, maar is het niet. Jongens (met ASS) vertellen bijvoorbeeld alleen over het hoogtepunt van het verhaal, en dat is nog geen compleet verhaal.
Resultaat
na een half jaar NTTT kunnen kinderen/jeugdigen met ASS al vertellen over eigen ervaringen met een ouder/verzorger
de NTTT is nooit alleen met het kind, want de ouders zijn altijd co-therapeut; als het kan ook brusjes
de hele familie leert over vragers en vertellers….De ouders leren in de communicatie om hun kind liefdevol te begrenzen en met communicatie bevorderende verbale feedback te ondersteunen
ouders vertellen - en de auteur meet met taalheronderzoek - dat het kind met ASS meer verhalen gaat vertellen, verhalen af maakt, en langer, dat het kind met ASS completere verhalen vertelt, en dat ouder en kind plezier krijgen in het vertellen over het leven van alledag van het kind
Doelgroep
vanaf 4 jaar tot ver boven de 75 jaar kunnen mensen met ASS profiteren van de NTTT en leren om alsnog te vertellen over hun eigen levenservaringen, vanuit hun eigen perspectief
alle kinderen met ASS en hun ouders (al dan niet met ASS) komen er voor in aanmerking, dus ook kinderen met klassiek autisme, PDD-NOS, Asperger, met het Syndroom van Rett en Heller, en MCDD, ongeacht het IQ van kind en ouder.
Geen fantasieverhalen
als kinderen met ASS leren vertellen, dan komen er ook vaak allerlei fantasieverhalen omhoog, en ook vaak enge fantasieverhalen. Het is zaak om hier niet op in te gaan, maar om het kind met ASS te leren vertellen over zijn eigen levenservaringen in de werkelijkheid
het is ook zaak om geen fantasieverhalen over computerspelletjes, boeken, films en andere media uit te lokken, want dan komen er vaak verhalen over wat andere personen of figuren hebben meegemaakt, en het gaat om de levenservaringen van het kind met ASS zelf
Wel een narratie over het leven van alledag
kinderen met ASS hebben zich net als iedereen uit een te zetten met de werkelijkheid waarin zij leven; zij kunnen met hun ouders contact maken in de verbale communicatie over hun eigen leven, en over hun eigen innerlijke leven over zichzelf en anderen; alleen zo kunnen kinderen met ASS hun leven verwerken.
Kinderen met ASS en hun taal- en communicatieontwikkeling
Kinderen met ASS hebben vaak te kampen met neurologische informatieverwerkingsproblemen, en vooral met het verwerken van auditieve en visuele prikkels. Hierdoor komen kinderen vaak ook met hun grove en fijne (mond)motoriek in de problemen. Zij horen niet goed in ruis wat anderen zeggen, ook al niet omdat zij moeite hebben om huin visuele aandacht snel te richten.
Kinderen met ASS zijn vaak zeer gefrustreerd, boos en verdrietig, en bang over het aangaan van verbaal contact; zij hebben de moed opgegeven en maken een terugtrekkende beweging, en keren zichzelf naar binnen. Deze beweging kennen wij allemaal, want bij trauma’s, opgelopen aan het leven, trekken ook zich normaal ontwikkelende volwassenen en kinderen zich terug in zichzelf.
Als kinderen met ASS niet willen praten, communiceren of bij de anderen willen zijn, dan trekken zij zich terug om zaken te verwerken, of omdat zij de communicatieve, talige vraag vanuit de omgeving niet aankunnen.
Tijdens de Narratieve Taal-Teken-Therapie is het uitgangspunt dat kinderen met ASS als zij iets niet willen (onwil), dit niet kunnen (onvermogen). Terugtrekkend gedrag is vaak niet persoonlijk bedoeld, maar is een overlevingsstrategie, die wij allemaal toepassen.
Tijdens de NTTT wordt er talig niet “geduwd en getrokken,” maar er worden talige kansen geboden, en als een kind met ASS – en/of de ouder - die niet kan of wil pakken, dan wordt gezocht naar een eenvoudigere narratieve opgave.
Psycholinguïstische inspanning
de Narratieve Taal-Teken-Therapie is een zeer intensieve psycholinguïstische therapie, waarbij de taaltherapeut en/of logopediste samen met de ouders (en dus niet alleen met een kind!) in een relatief korte tijd de onderlinge verbale communicatie tussen ouder en kind op gang brengt
de Narratieve Taal-Teken-Therapie is een zeer intensieve psycholinguïstische therapie, waarbij de taaltherapeut en/of logopediste samen met de ouders (en dus niet alleen met een kind!) in een relatief korte tijd het kind leert om te vertellen over eigen ervaringen
logopedische, taalkundige/psycholinguïstische scholing en psychotherapeutische scholing over de regels van taal, de regels van communicatie en de regels van contact leveren de juiste know-how op om NTTT-therapeut te worden.
Meer
Veel mensen in de zaal gaven na afloop blijk ervan om met hun kind te willen starten met deze vorm van taaltherapie. De vraag van veel moeders was om een cursus te maken voor moeders en vaders van kinderen en jeugdigen met een Autisme Spectrum Stoornis. En dat gaat zeker gebeuren!
Verbale IQ in puberteit sterk veranderlijk
Dr. Claudia Blankenstijn
Resultaten van zeer recent wetenschappelijk onderzoek bevestigen de mogelijkheid dat het verbale IQ – naast het non-verbale IQ – in de puberteit zeer veranderlijk kan zijn. De ‘talige’ executieve functies die nodig zijn om taal te leren zijn dus erg veranderlijk. Zij worden gemeten met die verbale onderdelen van een IQ test die daarvoor geschikt zijn, zoals het meten van het verbale geheugen voor woorden- en cijferreeksen.
Dit resultaat is bijzonder, en goed nieuws, want dit betekent dat er in de puberteit nog van alle goeds kan gebeuren met die executieve functies die de taalvaardigheid van een puber positief kunnen beïnvloeden: de pubertaalvaardigheid kan hierdoor wellicht met sprongen vooruit gaan. Niet-taalvaardige kinderen zouden zich zo kunnen ontpoppen als taalvaardige pubers.
Het is ook bijzonder, en slecht nieuws, want het betekent ook dat het tegenovergestelde kan gebeuren: de ‘talige’ executieve functies die nodig zijn om taal te leren gaan hollend achteruit in de puberteit, en dat zou de taalvaardigheid toch ernstig negatief kunnen beïnvloeden. Taalvaardige kinderen zouden dan ineens geen taalvaardige pubers meer kunnen blijken te zijn….
Van belang is dus voor alle ouder en professionals die met pubers van doen hebben, om zich blijvend in te spannen voor het stimuleren van hun taalleervoorwaardelijke vermogens die de taalvaardigheid ten goede komen, en hard aan de talige-hulp-bel te trekken al er ineens een talige terugval wordt gesignaleerd.
Een ander niet onbelangrijk resultaat van dit zelfde onderzoek is - gemeten met een MRI-scan - dat er een verband werd gevonden tussen een verandering in het volume aan grijze massa in het gebied voor spraakproduktie en het veranderde verbale IQ.
De eenvoudige ziel heeft dan het idée dat het grijze massa volume toeneemt, also ook de capaciteit in verbaal IQ toeneemt, en omgekeerd. Dat staat echter niet zo vermeld, en bovendien is hier sprake van een kleine, degelijke voorstudie, waar maar 33
gezonde pubers aan mee deden, en dat is eigenlijk wel een beetje weinig om te spreken over een onbetwistbare wetenschappelijke bevinding. Het van dit artikel door mij afgeleidde idee dat een puberbrein talig nog zeer flexibel en dus talig zeer
leerbaar is, geeft veel hoop voor ouders met kinderen met een taalstoornis, die in hun puberteit, jong volwassenheid en volwassenheid als nog veel regels voor taal en communicatie kunnen leren. De talige ontwikkeling gaat stap voor stap, en gaat zeker in en na de puberteit nog door.
Hieronder voor de liefhebber een inhoudelijk wat uitgebreidere, doch korte Engelse samenvatting van het aangehaalde interessante artikel.
Nature
(2011) doi:10.1038/nature10514
Verbal and non-verbal intelligence changes in the teenage brain
Sue Ramsden, Fiona M. Richardson, Goulven Josse, Michael S. C. Thomas, Caroline Ellis, Clare Shakeshaft, Mohamed L. Seghier & Cathy J. Price
Intelligence quotient (IQ) is a standardized measure of human intellectual capacity that takes into account a wide range of cognitive skills1. IQ is generally considered to be stable across the lifespan, with scores at one time point used to predict educational achievement and employment
prospects in later years1. Neuroimaging allows us to test whether unexpected longitudinal fluctuations in measured IQ are related to brain development. Here we show that verbal and non-verbal IQ can rise or fall in the teenage years, with these changes in performance validated by their
close correlation with changes in local brain structure. A combination of structural and functional imaging showed that verbal IQ changed with grey matter in a region that was activated by speech, whereas non-verbal IQ changed with grey matter in a region that was activated by finger movements.
By using longitudinal assessments of the same individuals, we obviated the many sources of variation in brain structure that confound cross-sectional studies. This allowed us to dissociate neural markers for the two types of IQ and to show that general verbal and non-verbal abilities are closely
linked to the sensorimotor skills involved in learning. More generally, our results emphasize the possibility that an individual’s intellectual capacity relative to their peers can decrease or increase in the teenage years. This would be encouraging to those whose intellectual potential may improve,
and would be a warning that early achievers may not maintain their potential.
Kinderen met een taalstoornis zijn slechter in emotieherkenning.
Dr. Claudia Blankenstijn
Twee heel verschilende emoties zoals woede en walging worden door Yucatec Maya met eenzelfde woord weergegeven, zo stond in de NRC van week 42, half oktober 2011. Hoewel zij echter een woord hadden voor twee verschillende emoties, gooiden zij deze twee emoties niet door elkaar, omdat zij foto’s van mensen die boos en mensen die walgend keken, goed van elkaar konden onderscheiden.
Dit zou kunnen betekenen dat de waarneming van emoties onafhankelijk is van taal. De mate van betekenis- onderscheidend waarnemend vermogen zou dus niet van invloed zijn op de mate van betekenisonderscheidende taalvaardigheid. Bijvoorbeeld: Hoe beter je ziet, betekent niet hoe beter je praat over wat je ziet.
Dat taal en emotieherkenning toch in het brein kunnen samenhangen, kunnen we vinden in onderstaande artikel. Veel van de onderzochte kinderen hadden een taalstoornis en een slechte emotieherkening: zij konden de verschillende emoties op foto’s van gezichten minder goed herkennen, en van elkaar onderscheiden. Dit zou kunnen betekenen dat de mate van betekenisonderscheidende taalvaardigheid van invloed zou kunnen zijn op de mate van betekenis- onderscheidend waarnemend vermogen. Hoe beter je praat over wat je ziet, hoe beter je ziet. Hoe meer verschillen je onder woorden brengt, hoe meer verschillen je kan gaan zien.
Deze twee stellingen vinden hun nauwe aansluiting bij de dagelijkse praktijk. Kinderen met een taalstoornis en een psychiatrische stoornis, en vooral kinderen met een Autisme Spectrum Stoornis, kunnen een neutrale stem en een neutral gezicht al snel als een boze stem met een boos gezicht waarnemen.
1. Non-verbale communicatie-tip voor ouders en professionals:
Met een liefdevolle, warme, zachte stem spreken, en dingen vragen en
met een lief, warm, zacht gezicht kijken en waarnemen
vanuit een liefdevol, warm, zacht erbij blijvend bewustzijn communiceren.
2. Verbale communicatie-tip voor ouders en professionals:
wat jij als ouder/professional voor het kind onder woorden brengt, dat kan het kind de volgende keer beter waarnemen
waar jij het kind toe uitnodigt om onder woorden te brengen, daar kan het kind de volgende keer beter waarnemen
Besef als volwassene: een kind neemt heel veel heel gedetailleerd waar, waarvoor het nog geen woorden heeft
Hieronder een samenvatting in het Engels van het artikel waaraan ik refereer
First Language, May 2011; vol. 31, 2: pp. 164-194
Language delays of impoverished preschool children in relation to early academic and emotion recognition skills
Keith E. Nelson, Janet A. Welsh, Elisabeth M. Vance Trup, Mark T.Greenberg
Abstract
Prevalence of delayed language vs. normative language was examined in impoverished preschool children. On the basis of vocabulary, syntax comprehension, and syntax expression, 336 4-year-olds attending Head Start preschools in the US were assigned to five language status categories. A majority of these children living in poverty demonstrated clinically significant language delays, and this held true equally for Majority (White European) and Minority (here African-American or Latino) children.
Many of the children living in poverty showed delays that place them in Strong Delay or Moderate Delay status rather than Mild Delay status. Moreover, as children’s language status declined from High Language to Low-Average Language to the three increasingly strong language delays, their academic and socioemotional skills decreased systematically. This conclusion holds, with large effect sizes, for emotion recognition skills, basic mathematics, print knowledge, phonological elision, and phonological blending.
Given the high prevalence of language delays and the strong associations of language status levels to multiple skills considered important for school readiness, it may be advisable in intervention, education, and clinical service programs to expand the use of high-quality and high-quantity language teaching and language therapy procedures.
Further, it is suggested that making more adjustments in instruction to current levels of language mastery by children in poverty might facilitate instructional effectiveness in most preschool skill domains. These recommendations are discussed in relation to dynamic systems theory and prior intervention studies.
19 september 2011: Juttersrefereer Den Haag
De Narratieve Taal-Teken-Therapie®
voor kinderen met een taal- en psychiatrische stoornis en hun ouders
Dr. Claudia Blankenstijn
Inleiding
In de lezing met als titel “De Narratieve Taal-Teken-Therapie® (NTTT) voor kinderen met een taal- en psychiatrische stoornis en hun ouders” werd de aanloop tot het ontstaan van de NTTT en de theorie erachter enigszins verduidelijkt. Ook de toepasbaarheid in de praktijk werd besproken: wie doet wat, wanneer en hoe? Door de dialoog met het publiek ontstond er een levendige communicatieve interactie over de NTTT, taalontwikkeling, comorbiditeit, taalontwikkelings- stoornissen etc.etc.etc. Zo kwam aan de orde dat binnen de Kinder- en Jeugdpsychiatrie bij deze populatie de NTTT - als inzetbaar zorgprogramma in een stepped care model - een fijne voorloper is van andere psychiatrische interventievormen, waarvoor een bepaald taalvaardigheids-instap-niveau is vereist. Dit en vele andere aanverwante NTTTzaken zijn de revue gepasseerd, en hieronder volgt daarvan – op verzoek - een beknopt verslag.
Comorbide
Taal- & psychiatrische stoornissen zijn hoog comorbide (Blankenstijn & Scheper, 2003; Elbro, Dalby & Maarbjerg, 2011). Meer dan 82% van de kinderen met een psychiatrische stoornis, zoals AD(H)D, ODD, ASS, Angst- en/of Depressieve stoornis, heeft daarbij ook een taalstoornis op alle gebieden van de taal, zoals de morfosyntaxis (taalvorm), de semantiek (taalinhoud) en de pragmatiek (taalgebruik), terwijl 18% alleen een stoornis heeft op het gebied van de semantiek en pragmatiek, ook wel een semantic-pragmatic disorder genoemd. Deze taalstoornis komt vooral voor bij kinderen met het syndroom van Asperger, een vorm van een Autisme Spectrum Stoornis.
lees verder....
Hoe begint AUTISME? Vroeg (vanaf 0;0 jaar) & Later (vanaf 1;0 -2;0 jaar)
Door Dr. Claudia Blankenstijn
Als expert op het gebied van de taal- en communicatie bij kinderen met een psychiatrische stoornis, weet ik mij nog goed twee specifieke kinderen met ASS (Autisme Spectrum Stoornissen) te herinneren en hun taal- en communicatiemogelijkheden. De ontmoeting met deze twee kinderen en hun ouders was bijzonder leerzaam.
Het eerste kindje Tom van ongeveer 2;0 jaar oud zag ik op Curium-LUMC. Ik pakte hem op, na toestemming daarvoor gekregen te hebben van de ouders, met zijn gezichtje naar mijn gezicht op ooghoogte. De ouders hadden verteld dat zij zich ernstig zorgen maakte over Tom. Als zij oogcontact met hem zochten, dan keek hij telkens weg.
Toen ik hem de eerste keer oppakte, draaide hij direct zijn hoofdje weg. Weer draaide ik hem in de lucht zodat hij mijn gezicht kon zien. En weer draaide hij zijn hoofdje weg. Dit herhaalde zich wel tien keer. Hoe ik hem ook draaide, hij bleef wegkijken, of ik het nou langer deed of korter, of ik nou linksom of rechtsom draaide.
Het wederzijdse oogcontact, waarbij het kind ook kijkt naar de mond, en dan weer naar de ogen is heel belangrijk voor het met plezier uitwisselen van klanken, woordjes, korte zinnetjes in zogenaamde “protoconversaties.” De ouder doet het voor en het kindje doet het na; ook met gekke bekken trekken, zoals het boze gezicht rond 1;0 jaar. “Kijk eens boos,” zegt uiteindelijk een van de ouders, waarop het kindje een boos snuit trekt, na een zeer precieze analyse van de boosheidsmimiek van de ouders! Zo ook met de klanken, die het kindje hoort in de vertraging en overdreven ziet artikuleren, als het kind in een tête-à-tête positie ligt of zit met een ouder.
Tom, het kindje met klassiek Autisme vanaf het begin, kon dat duidelijk niet. Hij miste zo de meest basale “grondoefeningen” voor het leren praten en communiceren. Ook de ouders spraken met verdriet over dit fenomeen: zijn onvermogen om oogcontact te maken. Dit gaf de ouders vaak het gevoel dat zij afgewezen werden, en dat hun kind uit eigen vrije wil geen contact met hen wilde in plaats van wel contact. Dit afwijkende oogcontact is echter een groot onvermogen, dat nader neurologisch onderzoek vergt. Autisme Spectrum Stoornissen worden gezien als een neurologische informatieverwerkingsstoornis; Tom kon duidelijk de meest basale oogcontact-informatie niet verwerken met alle negatieve gevolgen van dien voor zijn taal- en totaalontwikkeling. Bij hem van de ASS er al vanaf het allereerste begin, zo vertelden de ouders.
Bij Arnold, de tweede casus, deed zich iets heel anders voor; bij hem kwam ik thuis vanuit mijn werk bij Transparant, en ontmoette allereerst zijn moeder. Zij vertelde mij dat Arnold van ongeveer 11;0 jaar voornamelijk boos was, en steeds bozer werd. Hij wilde niet meer naar school, en ook thuis wilde hij vaak niks. Hij wilde het liefs alleen zijn, en televisie kijken of spelen op zijn kamer. Na een tweede bezoek zag ik een zeer norse jongen, die geen contact wilde, en boos reageerde op toenadering. Zijn moeder vertelde mij herhaaldelijk dat Arnold als baby en als jonge peuter echt heel anders was geweest. Hij was gewoon een hele lieve, aanhankelijke peuter geweest, die vrolijk was en plezier maakte. En toen ik vroeg of er homevideo’s waren gemaakt, hebben de moeder en ik samen naar een paar opnames gekeken. Ik zag een zeer ontspannen kleuter van een jaar of twee die meehielp in de keuken met van alles en nog wat, en die verbaal en non-verbaal adequaat reageerde op vragen van zijn moeder. Hij was zeer communicatief, maakte goed (oog)contact en was grappig om te zien. Niks aan de hand talig of communicatief. De moeder vertelde mij dat het omslag punt rond een jaar of twee/drie was gekomen, en sinds die tijd was zijn taal- en communicatie en sociale gedrag in regressie: het werd eigenlijk steeds slechter.
De start van autisme spectrum stoornissen begint (1) bij het begin, dus bij de geboorte van een kind, of (2) later (0;6 – 1;06 jaar); dan is er sprake van regressie of terugval; het kind lijkt zich eerst talig en communicatief normaal te ontwikkelen, maar later krijgt het steeds meer last van ASS-kenmerken, zoals het niet kunnen maken en onderhouden van oogcontact (social gaze), het niet kunnen imiteren van lopende spraak, het niet om beurten kunnen praten etc. etc.. Het kind verliest talige en communicatieve vaardigheden die het wel eerst al had geleerd. Men noemt dit wel in de Engelstalige wetenschappelijke literatuur regressief autisme.
Binnen de DSM-IV-R (APA, 2000), een diagnostisch systeem dat veel gebruikt wordt binnen de Kinder- en Jeugdpsychiatrie, staat nog steeds dat ASS pas ASS kan zijn als het kind voor het derde levensjaar al duidelijke ASS-kenmerken had, zoals taal- en communicatieproblemen, en een zekere mate van rigiditeit of inflexibiliteit.
ASS is er vanaf de geboorte (1) of begint pas later (20 zo is echter onlangs uit wetenschappelijk onderzoek gekomen (Ozonoff, Iosif, Young, Hepburn, Thompson, Colombi, Cook, Werner, Goldring, Baguio & Rogers, 2011). Daarbij hebben de wetenschappers de allereerste homevideo’s van ouders bekeken, en met de ouders gesproken over de taal- en communicatieontwikkeling van hun kind, bij een leeftijd van het kind rond de 3;0 jaar. Het communicatieve talige en sociale gedrag van elk kind werd geanalyseerd voor bijvoorbeeld social gaze, voor de sociale lach, voor vocaliseren (spraakgeluidjes maken) en voor gemeenschappelijke aandacht voor een object (joint attention; Vygotsky, 1986). Er waren kinderen bij die zich heel normaal, sneller of iets langzamer leken te ontwikkelen in het eerste jaar, maar in hun tweede levensjaar al het geleerde aan taal en (non)verbale communicatie weer leken te verliezen of ineens niet meer zo vlot alle talige en communicatieve informatie tot zich konden nemen, en bij wie de ontwikkelingssnelheid ineens tot een opmerkelijke vertraging kwam. Er waren in deze studie zelf kindjes bij wie een zeer vlotte taal- en communicatieontwikkeling tot een jaar of 1;0 werd gesignaleerd, gevolgd door een zeer ernstige terugval.
In mijn eigen praktijk heb ik in de loop van de jaren ook wel kinderen gezien waarbij de talige en communicatieve regressie later plaats vond, bijvoorbeeld na het derde of vierde jaar. Soms was er epilepsie in het spel, of werden de slechte tot matige visuele (!) en auditieve informatieverwerkingsmogelijkheden steeds opvallender en belemmerender voor de taal- en communicatieontwikkeling, en daarmee voor de totaalontwikkeling. Voor deskundigen op het gebied van de taal- en communicatie van kinderen met een Autisme Spectrum Stoornis is het goed om hierop bedacht te zijn.
Steekwoorden: Ontstaan Autisme Spectrum Stoornissen; Taal; Communicatie; Regressie; Homevideo’s
Literatuur:
American Psychiatric Association (2000) Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders: DSM-IV-TR, 4th edition, Washington DC: American Psychiatric association
Ozonoff, S. , A. Iosif, G.S. Young, S. Hepburn, M. Thompson, C. Colombi, I.C. C. Cook, E. Werner, S.Goldring, F.Baguio & S.J. Rogers (2011) Onset Pattern in Autism: Correspondence between Home Video and parent Report, In: Journal of the American Academy of Child & Adolescent Psychiatry, Volume, 50, Issue 8, 796 - 806
Vygotsky, L.S. (1986) Thougth and a language. Cambridge, Massachusetts: The MIT Press
Tweetalige opvoeding heeft invloed op brein baby
AMSTERDAM - Een tweetalige opvoeding heeft een aantoonbare invloed op de hersenen van baby’s. Dat hebben Amerikaanse wetenschappers ontdekt.
Als baby’s opgroeien in een tweetalige omgeving blijft hun brein tot een jaar na hun geboorte gevoelig voor vreemde woorden.
De hersenen van baby's die slechts met één taal worden geconfronteerd, reageren na tien maanden nauwelijks nog op klanken en woorden uit andere talen.
Klik hier voor meer informatie...
Dat meldt nieuwssite Physorg.com op basis van een onderzoek van wetenschappers aan de Universiteit van Washington.
Etiketten
“Het tweetalige brein is fascinerend, omdat het menselijke vermogen om flexibel te denken er in wordt weerspiegeld”, verklaart hoofdonderzoekster Patricia Kuhl.
“Tweetalige baby’s leren al heel snel dat objecten en gebeurtenissen twee namen hebben. Ze kunnen heel makkelijk switchen tussen deze verschillende etiketten. Dat is meteen een goede oefening voor hun brein”, aldus Kuhl.
De onderzoekers kwamen tot hun bevindingen door hersenscans te maken van baby’s die naar achtergrondgeluiden in verschillende talen luisterden. De kinderen waren allemaal tussen de zes en twaalf maanden oud. Gedurende deze periode stelt het menselijk brein zich in op de geluiden van de moedertaal.
Geluiden
Uit de studie bleek echter dat de hersenen van tweetalige kinderen nog erg actief werden als ze twee verschillende talen op hetzelfde moment hoorden. Het brein van baby’s die slechts vertrouwd waren met één taal, reageerde nauwelijks als er geluiden uit verschillende talen door elkaar heen werden afgespeeld.
De resultaten van het onderzoek zijn gepubliceerd in het wetenschappelijk tijdschrift Journal of Phonetics.
Taalkundig bewustzijn
Volgens de onderzoekers suggereren de uitkomsten van het onderzoek dat het brein van een tweetalig kind gedurende een langere periode flexibel blijft op taalkundig gebied.
“Bij kinderen die maar met één taal worden opgevoed, vernauwt het taalkundig bewustzijn zich aan het einde van het eerste levensjaar", aldus onderzoeker Adrian Garcia-Sierra. "Bij tweetalige baby’s gebeurt dit waarschijnlijk pas later.”
Vandaag mooi artikel gedownload over language and cognitieve outcomes in internationally adopted children
(Developmental and psychopathology 23 (2011), 629 - 646_)
In mijn eigen kliniek zie ik regelmatig geadopteerde kinderen, die soms halfbroertjes of zusjes hebben, die ook weer geadopteerd zijn...
Ook deze kinderen kunnen moeite hebben met het ontwikkelen van narratieve vaardigheden, zeker als zij de eerste jaren van hun leven
in communicatief opzicht verwaarloosd zijn, en daar ken ik er wel een paar van....een must dit artikel dus!
Gemeten met de CELF bevestigen de wetenschappelijke onderzoekers dat kinderen die zijn geadopteerd
toch vaak achterlopen in hun taalontwikkeling vergeleken met niet-geadopteerde kinderen,
terwijl bijna geen enkel kind uit deze onderzochte groep taalhulp kreeg door een logopediste of klinisch linguiste!
Werk aan de winkel dus! Vooral het opbouwen van het lexicon was een probleem!
Dit zou te maken kunnen hebben - zo suggeren de onderzoekers, als ik het goed heb opgepikt -
met een dysregulatie van de prefrontale corticale structuren en connectiviteit van zenuwbanen
die ook betrokken zijn bij de auditieve aandacht.
Dit onderzoeksresultaat is zeer belangrijk voor ouders en leerkrachten die ineens wakker kunnen worden over het feit
dat hun eigen geadopteerde, welaangepaste, "nativelike" kind/leerling wellicht een taalontwikkelingsachterstand heeft!
'Vorming van woorden zichtbaar in brein'
Uitgegeven: 31 mei 2011 10:59
Laatst gewijzigd: 31 mei 2011 11:02
AMSTERDAM – Amerikaanse wetenschappers hebben een methode ontwikkeld waarmee de vorming van woorden in het brein kan worden bestudeerd.
©ThinkStock
De veertig klanken waaruit de Engelse taal is opgebouwd, worden gecreëerd in specifieke hersengebieden. Elke klank is te herkennen aan een uniek hersensignaal.
Dat schrijven onderzoekers van de Universiteit van Washington in het wetenschappelijk tijdschrift Journal of Neural Engineering.
Klik hier voor meer informatie...
Epilepsie
Volgens de wetenschappers is het in theorie mogelijk om hersensignalen te analyseren met een computerprogramma en op die manier te bepalen wat mensen willen zeggen zonder dat de woorden daadwerkelijk worden uitgesproken.
De wetenschappers kwamen tot hun bevindingen door de hersenactiviteit te bestuderen van verschillende mensen met epilepsie bij wie elektroden in het brein waren geïmplanteerd.
De implantaten waren een onderdeel van een speciale behandeling, waarmee de oorzaak van toevallen kan worden achterhaald.
Klanken
Hoofdonderzoeker Eric Leuthardt gebruikte de elektroden echter om delen van het brein te onderzoeken die verantwoordelijk zijn voor spraak. De proefpersonen moesten verschillende klanken produceren zoals ‘oh’, ‘ah’ en ‘ee’.
Met behulp van de elektroden kon vervolgens worden achterhaald in welk deel van het brein deze geluiden werden gecreëerd.
Gedachten lezen
De resultaten van het onderzoek zijn veelbelovend. Leuthardt verwacht dat zijn methode om de vorming van woorden te volgen in het brein ooit zal leiden tot een technologie waarmee de gedachten van mensen kunnen worden gelezen.
In theorie zouden mensen die hun vermogen om te spreken zijn verloren, zich dan weer kunnen uiten.
“Ik ga niet zeggen dat we met mijn methode al volledig in staat zijn om iemands gedachten te lezen, want dat is niet zo”, verklaart Leuthardt in de Britse krant The Daily Mail. “Maar met dit onderzoek bewijzen we wel dat het lezen van gedachten theoretisch mogelijk is.”
© NU.nl/Dennis Rijnvis
'Menselijk brein kan groeien na twee uur training'
Artikel: NU.NL 5 april 2011 09:56
Laatst gewijzigd: 6 april 2011 13:09
AMSTERDAM – Het menselijk brein kan met specifieke oefeningen binnen korte tijd aantoonbaar groeien. Dat hebben Amerikaanse wetenschappers aangetoond.
© ANP
Een combinatie van taalkundige en visuele leermethoden die ook bij jonge kinderen wordt gebruikt, kan bij volwassenen al na twee uur training leiden tot een toename van grijze hersenmassa.
Deze groei van het brein is zelfs waar te nemen op hersenscans. Dat meldt nieuwssite Livescience naar aanleiding van een studie van wetenschappers uit Hong Kong.
Flexibel
“Onze bevinding suggereert dat het volwassen menselijk brein veel flexibeler is dan we tot nu toe dachten”, verklaart hoofdonderzoeker Li-Hai Tan van de Universiteit van Hong Kong.
De wetenschappers kwamen tot hun bevindingen door proefpersonen verzonnen termen te leren voor twee groentinten en twee blauwtinten. Het leerproces dat de deelnemers aan het experiment doormaakten was vergelijkbaar met de manier waarop jonge kinderen nieuwe woorden leren.
Grijze massa
Ze kregen steeds afbeeldingen van de kleuren te zien, terwijl een stem de namen van de kleuren uitsprak. Later moesten ze zelf de juiste termen bij de juiste kleuren noemen. Uiteindelijk werden er hersenscans van de proefpersonen gemaakt.
Na ruim honderd minuten training verspreid over drie dagen was er bij de deelnemers al een toename van grijze massa te zien in de linker visuele cortex, een hersengebied dat wordt geassocieerd met visie en perceptie.
De resultaten van het onderzoek zijn gepubliceerd in het wetenschappelijk tijdschrift Proceedings of the National Academy of Sciences.
Verrassing
“We waren erg verrast”, aldus onderzoeker Tan. “De structuur van het volwassen menselijk brein verandert bijzonder snel."
Volgens de onderzoekers kan hun ontdekking mogelijk leiden tot nieuwe behandelingen van mensen met een storing in de ontwikkeling van hun hersenen.
© NU.nl/Dennis Rijnvis
Kind vroegtijd screenen op taalstoornis
Posted by redactie on 16-03-2011 @11.38 In KO, PO
Het op tijd signaleren en behandelen van een taalstoornis voorkomt in 30% van de gevallen dat kinderen speciaal onderwijs nodig hebben.
Dit concludeert Heleen van Agt, onderzoeker aan de afdeling Maatschappelijke gezondheidszorg van het Erasmus MC, in haar proefschrift.
Besparen
Van Agt schat in dat dankzij tijdige signalering en behandeling door het invoeren van een screening op tweejarige leeftijd in Nederland 30% minder kinderen naar het speciaal onderwijs hoeven.
Het Ministerie van OCW kan hiermee 15,5 miljoen besparen.
Speciaal onderweijs onnodig
Daarmee zouden jaarlijks 1.932 kinderen tot de leeftijd van acht jaar in het regulier onderwijs kunnen blijven. Zij zouden anders naar het speciaal onderwijs moeten gaan.
Ondersteuning
Van Agt: 'Veel van deze kunnen qua intelligentie prima mee in het regulier onderwijs, als ze op tijd goede ondersteuning krijgen bij hun taalontwikkeling.'
URL to article: http://www.prima-online.nl/ko/kind-vroegtijd-screenen-op-taalstoornis/
verschenen in Remediaal nummer 4 2009/2010
De taal van ASS-leerlingen in het VO
De training in taal- en communicatieregels voor leerlingen met een psychiatrische stoornis en hun ouders heeft binnen Currium -LUMC, een academisch centrum voor kinder en jeugdpsychiatrie, ontwikkeld onder de naam
Narratieve Taal-Teken-Therapie. In dit artikel zal op deze training dieper worden ingegaan. Daarnaast worden de taalontwikkeling van leerlingen met een psychiatrische stoornis besproken, met name die van leerlingen met autismespectrumstoornissen (ASS) in het voorgezet
onderwijs. Remedial teachers, leerkrachten, orthopedagogen, psychologen en anderen die met deze leerlingen en met hun leer -en gedragproblemen van doen hebben , krijgen een helder beeld van de gelaagdheid van hun problematiek.
lees verder....
verschenen in Leidsch dagblad april 2010
Ik dans de hemelsterren
Een kind dat niet bij machte is om in een verhaal te vertellen over zijn of haar eigen levenservaringen heeft het moeilijk
Ouders die niet weten hoe ze met hun kind moeten praten hebben het net zo moeilijk. Toch is er een mogelijkehid om daar samen te leren via een nieuwe
vorm van taaltherapie: de Narratieve taal-Teken-Therapie. Talig contact kunnen maken is een basisbeginsel voor een sociaal gezinsleven.
Met liefde en toewijding probeert Claudia Blankenstijn dat weer op gang te brengen. Lees verder....
verschenen in: Lo FO interview juni 2009
Koplopers en voorvechters in de logopedie
Een koploper is volgens Van Dale: iets of iemand die aan de leiding gaat. Een voorvechter is iemand die strijdt voor een goede zaak, iemand die de belangen van iets verdedigt. In deze nieuwe serie komen mensen aan het woord die naar ons oordeel als koploper of voorvechter van de logopedie kunnen worden gezien. Als eerste het woord aan Dr. Claudia Blankenstijn, verbonden aan Curium-LUMC te Oegstgeest en Transparant te Leiden.
Koploper of voorvechter?
Tja, ik ben voor het vak taalontwikkeling en taalontwikkelingsstoornissen misschien wel een koploopster, als het gaat om het diagnosticeren en behandelen van de taalproblemen van kinderen met een psychiatrische stoornissen binnen een onderzoekscentrum voor Kinder- en Jeugdpsychiatrie, Curium-LUMC in Oegstgeest.
Samen met Annette Scheper heb ik in 2003 een groot onderzoek naar de taalontwikkeling bij kinderen met een psychiatrische stoornis afgerond. We hebben er samen tien jaar met veel zorg en plezier aan gewerkt, onder leiding van prof. Dr. Anne Baker van de Universiteit van Amsterdam en Dr. Ph. Treffers, de toenmalige directeur van Curium-LUMC. Het proefschrift, waarin verslag wordt gedaan van dit onderzoek, kent al enige navolging, en de belangstelling voor de taalvaardigheid bij kinderen met een psychiatrische stoornis is aan het groeien binnen het werkveld in Nederland. Voor een koploper een fijn gevoel: onder de door ons opgeklapte denk-paparaplu/parasol kunnen veel deskundigen en geïnteresseerden dit onderzoeksterrein verder uitbreiden en invullen, mag ik hopen.
En ik ben een voorvechtster voor een degelijke taaldiagnose bij, lees verder....
De taal van kinderen met een autisme spectrum stoornis
Lezing voor de Horison Ontmoetingsdag, 3 oktober 2009 in Utrecht door Dr. Claudia Blankenstijn
Samenvatting door Bram Wisse
Op de landelijke ontmoetingsdag van stichting Horison, 3 oktober 2009 in Utrecht gaf klinisch linguïste Claudia Blankenstijn een lezing over autisme en taal. Dr. Blankenstijn is sinds 2004 werkzaam op Curium-LUMC. Ze houdt zich daar bezig met de taaldiagnostiek en taalbehandeling van slechthorende, dove en horende kinderen met een psychiatrische stoornis (momenteel voornamelijk alleen van horende kinderen). In 2003 promoveerde zij op een onderzoek naar de taal van horende kinderen met een psychiatrische stoornis, zoals ADHD, ODD, ASS, angst en depressie. Het belangrijkste resultaat was dat de meeste kinderen met een psychiatrische stoornis ook een taal- en/of communicatiestoornis hebben (82 tot 100% van alle 120 kinderen in de leeftijd van 4;0 - 9;0 jaar).
Als er sprake is van een autisme spectrum stoornis bij kinderen, is er eigenlijk altijd ook sprake van een taal- en communicatiestoornis, twee van de meerdere diagnostische criteria op basis waarvan een kind de stoornis ASS toegewezen krijgt. lees verder...
Consequenties voor de logopedische begeleiding gekoppeld aan de onderwijszorgprofielen
Logopedisch handelen op basis van wetenschappelijke evidentie bij kinderen met taalstoornissen blijkt
nog erg in de kinderschoenen te staan. El Dib en Atallah (2006) geven n.a.v. een literatuuronderzoek
naar effectiviteit van logopedische behandeling aan dat er nog niet genoeg wetenschappelijk bewijs
beschikbaar is om het effect van logopedische behandeling in verschillende klinische situaties aan te
tonen. Dit komt enerzijds voort uit het beperkte aantal studies dat hiernaar gedaan is en anderzijds (Lees verder...)
Taaldiagnostiek binnen de Kinder- en Jeugdpsychiatrie in Nederland
Taaldiagnostiek
Een taalstoornis in gesproken Nederlands, de Nederlandse Gebarentaal (NGT) of in Nederlands ondersteund met Gebaren (NmG) kan gediagnosticeerd worden met behulp van vragenlijsten, verschillende taaltest en met een spontane taaldata test methode.
Definities van taalstoornissen volgens de DSM-IV-TR
Het diagnostiseren van taalstoornissen binnen de Kinder en Jeugdpsychiatrie in Nederland kan volgens de definities, (lees verder...)
Spraak-taalonderzoek
vrijdag 4 mei 2007
Uniek spraak-taalonderzoek door klinisch linguisten
Intussen wordt er met veel meer eerbied over Claudia Blankenstijn en Annette Scheper gesproken, maar voorheen stonden ze bekend als ‘de taaldames’. Elke maandag en woensdag werken ze bij De Vlier om spraak-taalonderzoeken te doen bij dove of slechthorende kinderen. Volgens Claudia en Annette zou het goed zijn de taalonderzoeken uit te breiden naar meer kinderen binnen Curium-LUMC . “Want bijna alle kinderen met psychische problemen hebben ook spraaktaalproblemen.”
Claudia Blankenstijn en Annette Scheper zijn beide klinisch linguïst en in 2003 gepromoveerd op een gezamenlijk onderzoek naar spraaktaalproblemen bij kinderen die ook psychiatrische problemen hebben. Voor het onderzoek hebben ze 120 kinderen bij Curium-LUMC onderzocht.(lees verder...)
Taalbehandeling in de vorm van bibliotherapie
Als je vaak met extreem taalgestoorde kinderen te maken krijgt, en je bent taaltherapeut – een eenvoudigere benaming dan Klinisch Linguïste – dan geef je taalbehandeling aan ouders en aan hun kind. De taaltherapeut2 doet bepaald taalgedrag voor in communicatie met het kind, en de ouder doet het na op aanwijzing van de therapeut. En de ouder krijgt complimenten voor goed taalgedrag. Het kind uiteraard ook!
Onverstaanbare kinderen worden zo verstaanbaar(lees verder....)
Proefschrift
In 2003 is het proefschrift (de spraak-taalontwikkeling bij psychische stoornissen) van Claudia Blankenstijn en Annette Scheper afgerond en gepubliceerd. Deze is hier te lezen.
Let erop dat dit een bijzonder groot document is, het laden kan enige tijd in beslag nemen.
|
|